2o MAART 1922.
143
„de vragen, met verzoek daarop in de eerstvolgende raads
vergadering antwoord te mogen ontvangen
i°. „Is dit optreden der politie op Uwe lastgeving ge
schied, en zoo ja, wat was daartoe de reden
2°. „Zoo de inval der politie buiten Uwe lastgeving is
„geschied, wie is dan aansprakelijk voor den beganen
„misslag en is deze ambtenaar ter zake hiervan ook
„ter verantwoording geroepen en eventueel gestraft?
30. „Welke maatregelen zijn door U genomen ten einde
„in het vervolg dergelijk onrechtmatig optreden der
„politie en machtsmisbruik te voorkomen, waardoor
„de leden der Vereeniging „Concordia" en talrijke
„geïntroduceerde vreemdelingen in hunne rechten zijn
„geschaad en de naam der stad 'Breda bij die vreem
delingen in een belachelijk daglicht is gesteld
De VOORZITTER zegt het volgende
Ten einde de door den heer Hornix gestelde vragen
te beantwoorden is het noodig den inhoud van den aanhef
der vragen tot zijn ware proportie terug te brengen.
Door den heer Hornix wordt aangenomen, dat in den
nacht van 26 op 27 Februari 1.1. om 2 uur „een politiemacht,
bestaande uit 2 adj.-inspecteurs en een 6-tal agenten een
inval heeft gedaan" in de Societeitslokalen van Concordia
en dat daarbij „honderden aanwezigen met den sterken arm
uit het gebouw zijn gedreven".
Zoo men het rustig binnentreden van eenige ambtenaren
der politie een „inval" wil noemen, is daartegen geen groot
bezwaar, al wordt daardoor het juiste gebruik der Neder-
landsche taal minder goed gediend. Wel moet bezwaar worden
gemaakt tegen de verdere voorstelling van zaken.
Blijkens de ambtseedige rapporten, ook reeds vóór de in
diening der vragen van den heer Hornix, aan mij over
gelegd en blijkens het nader onderzoek, door mij ingesteld,
zijn niet acht, doch slechts drie ambtenaren van politie bij
het geval betrokken geweest.