24 APRIL 1922. de voorwaarden niet worden nagekomen, hetgeen tot intrek king van de vergunning za'l leiden. Het adres heeft dus geen nieuw element ingebracht. De heer HORNIX wil alsnog een onderzoek instellen naar het al of niet schadelijk zijn van de op te bergen stoffen het lijkt spr. beter toe zulks te doen alvorens de ontheffing te verleenen. De VOORZITTER wijst nogmaals op de voorwaarden, waaronder de ontheffing wordt toegestaan en welke o.m. inhouden, dat niet anders dan stofvrije materialen in de loods mogen worden opgeborgen. De heer LIJDSMAN licht de zaak nader toe. De heer CLEMENT vraagt of het Gemeentebestuur niet kan maken, dat de Gezondheidscommissie wat meer verga dert, opdat de vele reeds lang aanhangige adressen om ont heffing van art. 14 spoediger in behandeling kunnen komen een en ander in verband met de werkloosheid De VOORZITTER antwoordt, dat de Gezondheidscommis sie zelf competent genoeg is om te beoordeelen hoe vaak zij moet vergaderen. De heer CLEMENT merkt op, dat als de materialen wor den opgetast onder een eenvoudige zeilbedekking, zonder afdak, er dan geen ontheffing van art. 14 noodig zou zijn. De heer OOSTVOGELS wijst op het feit, dat adressant meerdere pakhuizen heeft. De stofvrije materialen zouden onder het te maken afdak en de andere in die pakhuizen kunnen worden opgeborgen. De VOORZITTER verwacht, dat adressant zulks ook wel zal doen. Zonder verdere bedenkingen wordt besloten aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 165