24 APRIL 1922.
171
Bij de vaststelling der verordening, betredende het ver-
leenen van subsidie ten behoeve van bewaarscholen heeft
als beginsel voorop gestaan, dat de subsidie enkel zou moeten
strekken als eene tegemoetkoming in de kosten van het
onderwijs van hen, wier ouders of verzorgers niet of niet
voldoende in staat zijn deze kosten zelf te bestrijden. Geens
zins mag de subsidie een premie worden voor hen, die
voldoende draagkracht bezitten, om het bewaarschoolonderwijs
hunner kinderen zelf te bekostigen.
Op grond hiervan kunnen wij geene vrijheid vinden LT
te adviseeren het hierboven aangehaald adres in gunstige
overweging te nemen, zoodat wij de eer hebben U voor te
stellen daarop afwijzend te beschikken."
De heer HORNIX spreekt zijn teleurstelling uit over het feit,
dat het bestuur der Fröbelschool 2 jaar op dit prae-advies
heeft moeten wachten, terwijl het nu bovendien nog afwij
zend luidt. Burgemeester en Wethouders gaan daarbij uit
van het denkbeeld, dat de ouders der kinderen, welke die
school bezoeken, voldoende draagkracht bezitten om het
onderwijs zelf te bekostigen. Spr. heeft de lijsten der daar
schoolgaande kinderen ingezien, waaruit hem is gebleken,
dat dit standpunt van Burgemeester en Wethouders niet juist
is. Daarbij werkt de school met duur betaalde leerkrachten,
waardoor het schoolgeld veel hooger moet zijn dan van de
andere bewaarscholen. Juist daarom moet de gemeente de
ouders tegemoet komen. Doet zij dat niet, dan zal het ge
volg daarvan zijn, dat de school op den duur niet kan blij
ven bestaan. Het tekort bedraagt elk jaar f 500,Spr.
stelt voor, de betrekkelijke verordening in dien zin te wij
zigen, dat ook die bewaarschool subsidie kan genieten.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Hornix het doet
voorkomen alsof het schoolbestuur 2 jaar lang in onzeker
heid heeft verkeerd over de subsidieering. Dit is een onjuiste
voorstelling van zaken. Spr. gaat in dit verband de geschie
denis van de totstandkoming der betrekkelijke verordening