30 JANUARI 1922.
17
Op dien grond is het gewenscht, dat de gemeente over
eenkomstig art. 77 sub 4°. der Onteigeningswet zich den
eigendom van gemelde perceelen tracht te verzekeren.
Daartoe is noodig, dat de gemeenteraad besluit het hierbij
overgelegd plan voorloopig goed te keuren, waarna de stuk
ken ter secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage
zullen worden nedergelegd, ten einde belanghebbenden in
de gelegenheid te stellen hunne bezwaren daartegen kenbaar
te maken.
In eene volgende vergadering zal alsdan tot definitieve
onteigening kunnen worden besloten.
Wij hebben de eer U derhalve in overweging te geven
het hierbij overgelegd plan van onteigening voorloopig goed
te keuren en ons college te machtigen verder overeenkom
stig de wettelijke voorschriften te handelen.
Wij wenschen hierbij nog te doen opmerken, dat op het
perceel sectie A. N°. 6597 en op een gedeelte van het per
ceel N°. 6598 een bouwverbod is gevestigd krachtens raads
besluit van 22 September 1906."
Den heer KORTEWEG spijt het, dat niet in de onteige
ning zijn opgenomen de perceelen 6594 en 6595 aan de
Lunetstraat. Spr. verzoekt na te gaan of het mogelijk is deze
er alsnog bij te voegen.
De VOORZITTER is van meening, dat eerst dit moet
worden onteigend, daarna kan worden nagegaan of er reden
is om nog verder te gaan.
De heer KORTEWEG Wanneer wij die perceelen er nog
bij hebben, dan kunnen wij den grond nuttiger gebruiken.
De heer LIJDSMANHet bezit van die perceelen is voor
de gemeente op het oogenblik niet noodzakelijk.
De VOORZITTER meent bovendien haast zeker te weten,
dat er op de door den heer Korte weg bedoelde percee
len een bouwverbod ligt.