24 APRIL 1922. De subsidie mag echter niet doodend werken op het par ticulier initiatiefdit moet erdoor worden aangemoedigd. Hoe grooter derhalve de particuliere bijdragen zijn, des te hooger zou ook de subsidie kunnen worden gesteld. Het spreekt intusschen vanzelf, dat aan de gemeentekas, uit een oogpunt van financieel beleid, grenzen dienen te worden gesteld, zoodat een maximum moet worden aange geven, waarboven de subsidie niet kan gaan. Wij zouden U derhalve in overweging willen geven om, met wijziging in zooverre van het raadsbesluit van 18 Octo ber 1919, te bepalen, dat aan de beide vereenigingen over 1922 en volgende jaren eene subsidie uit de gemeentekas zal worden verstrekt, gelijkstaande met het bedrag, dat door die vereenigingen over elk jaar aan contribution is ontvangen, echter met dien verstande, dat de subsidie nooit meer zal bedragen dan f 500,per jaar. Buiten rekening worden dus gelaten bijzondere giften, subsidiën en andere buitengewone ontvangsten, die der ver- eeniging in den loop des jaars toevloeien. Deze wijze van subsidieering heeft o.a. dit voordeel, dat de vereenigingen vanzelf zullen trachten haar ledental zoo hoog mogelijk op te voeren, waardoor het particulier initia tief de overhand behoudt Wijl bij den aanvang van elk boekjaar het ledental bekend is en de vereenigingen dus ieder jaar ongeveer kunnen op geven over welk bedrag aan contributiën zij in den loop des jaars zullen kunnen beschikken, bestaat er geen bezwaar de gemeentelijke subsidie bij voorschot en behoudens verreke ning 11a afloop van elk dienstjaar, kwartaalsgewijze betaal baar te stellen. Hierdoor wordt tevens tegemoet gekomen aan een meer malen uitgesproken wensch van de bestuurders der betrokken vereenigingen, om in den loop des jaars steeds over de noodige contanten te kunnen beschikken. Overigens behooren ten aanzien van deze subsidieregeling intact te blijven de voorwaarden, dat de vereenigingen jaar-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 186