30 JANUARI 1922. 19 product, mag niet tot grondslag strekken bij de beslissing om al of niet op het verzoek in te gaan. Het geldt hier louter eene principieele kwestie, waarbij uitsluitend als uitgangspunt moet worden gesteld de vraag, in hoever een gemeentebedrijf als commercieele onderneming zich behoort in te laten met philantropische of liefdadige doeleinden, hetzij zulks geschiedt in den vorm van prijsver mindering van in die onderneming vervaardigde producten, dan wel door het verstrekken van geldelijke bijdragen, het geen feitelijk op hetzelfde neerkomt. Het wil ons voorkomen, dat eene ontkennende beant woording dezer vraag bezwaarlijk voor tegenspraak vatbaar is, en dat een gemeentebedrijf zich dus ook niet met werk- loozensteun mag inlaten. Indien steun aan werkloozen van overheidswege noodig blijkt, behoort dit te geschieden op eene andere wijze dan de voorgestelde. Wij hebben de eer U derhalve in overweging te geven het voorstel van den heer Haaiman niet aan te nemen". De heer HAALMAN gelooft, dat het wel geen verwon dering zal baren, wanneer hij begint met te zeggen, dat dit prae-advies op zijn voorstel niet alleen bij hem bijzondere teleurstelling heeft verwekt, doch daarnaast ook bij de werk loozen en bij een groot deel van den Raad. Spr. vraagt zich af, of het wel noodig was op dit prae-advies twee maanden te laten wachten. Spr. gaat het verloop van deze zaak na. Eerst heden ligt het prae-advies vóór ons het is niet anders dan het advies van den Directeur der gasfabriek, dat al op 19 December 1.1. is ingekomen, en had dus ge makkelijk reeds eerder gegeven kunnen worden. Als men het prae-advies beschouwt, valt het onmiddellijk op, dat het daarin ontbreekt aan een belangrijke zaak, nl. den goeden wil. Het gemeentebestuur heeft zich nu eenmaal op het standpunt gesteld, dat de commercieele aard van een gemeente-bedrijf zich tegen de uitvoering van een zoodanig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 19