l4' 24 APRIL 1922. 201 „Voor ambtenaren, die met ingang van een datum tusr „schen 17 November 1921 en 1 Januari 1923 zijn of worden „gepensionneerd uit eene betrekking, waaraan op het tijdstip „van het in werking treden van deze wet uitzicht op pensioen „ten laste van den Staat of van het pensioenfonds voor de „gemeente-ambtenaren is verbonden, geldt als middelsom der „pensioensgrondslagen het jaarlijksche gemiddelde van de „gezamenlijke pensioensgrondslagen na 1 Januari 1920". Konden volgens het eerste ontwerp van deze gunstige bepaling alleen profiteeren zij, die „na het in werking treden der wet doch vóór 1 Januari 1923" waren gepensionneerd, thans, 11a de aangebrachte wijziging, geldt het voor allen die tusschen 1 November 1921 en 1 Maart 1923 den dienst met uitzicht op pensioen verlaten. Ook de heer K r i e n s zou derhalve van deze gunstige bepaling kunnen profiteeren, al ware hem met ingang van 1 Januari j.l. ontslag verleend. In verband met voormeld artikel moge Uwe aandacht ge vestigd worden op een onjuiste meening, die in den loop der debatten naar voren is gekomen, omtrent deze aangelegen heid, n.l. dat voor voormelde categorie van personen als pensioensgrondslag zou gelden het inkomen over het laatste jaar. Zooals U uit bovenaangehaald artikel zal blijken, is dit niet juist, doch geldt voor deze personen als „middelsom der pensioensgrondslagen het jaarlijksche gemiddelde van de ge zamenlijke pensioensgrondslagen na 1 Januari 1920." De heer K r i e n s had op 1 Januari 1920 een grondslag van f 2000. die met ingang van 1 April 1921 werd verhoogd tot f2100.Indien hij alzoo met ingang van 1 Januari j.l. werd ontslagen, zou voor hem als grondslag voor de berekening van zijn pensioen gelden f 2075. Art. 145 voor zoover in deze ook van toepassing, luidt „Voor hen, die op het tijdstip van in werking treden van „deze wet pensioen genieten ten laste van het pensioenfonds „voor de gemeenteambtenaren en wier recht op pensioen „met of na 1 Januari 1920 is ingegaan, wordt het pensioen, „indien dit lager is dan het bedrag, dat zij op eerstgemeld

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 201