212 24 APRIL 1922. „over onregelmatigheden, welke bij den Bredaschen Keurings- dienst zouden zijn gepleegd en welke hierin zouden bestaan, „dat voordeel werd getrokken uit leveranties enz. De zaak is „ter nader onderzoek en ter verdere uitwerking gegeven in „handen van eenige raadsleden. Door de geruchten, welke „de ronde doen, is het wenschelijk, dat het vertrouwen in „den keuringsdienst het is in ieder geval een vraag of de „keuring als zoodanig in het gedrang is gekomen door „het onderzoek en het verloop ten spoedigste wordt hersteld." Mijnheer de Voorzitter, het was mij bekend, dat inderdaad door de Middenstandsvereeniging en Slagersver- eeniging een dergelijke klacht bij het College van Burge meester en Wethouderswas ingediend en evenzeer was het mij bekend, dat door Uw College aan een raadscommissie van drie leden een onderzoek in deze is opgedragen. Daar ik nu vermeen te weten, dat dit onderzoek is geëin digd, heb ik gemeend thans Uw College te moeten vragen, de resultaten van dit onderzoek wel te willen mededeelen. Ik vertrouw, dat de geheele Raad met mij een dergelijke mededeeling met belangstelling tegemoet ziet. Spr. zegt, dat' deze vraag hem niet onwelkom is en meent als antwoord daarop te kunnen volstaan met hier mede deeling te doen van den inhoud van den brief, welke dezer dagen door Burgemeester en Wethouders aan de R. K. Middenstandsvereeniging „de Hanze" is gericht, welke als volgt luidt „In antwoord op Uw schrijven dd. 14 .Februari jl. hebben wij de eer U te berichten, dat de inhoud daarvan aanleiding heeft gegeven tot het instellen van een uitgebreid en minu tieus onderzoek, door een tweetal raadsleden met een lid van ons college, die zich op verzoek van onzen Voorzit ter daartoe bereid hebben verklaard. Het uitgebreid rapport met conclusies heeft er toe geleid, dat wij den betrokken keurmeester en hulpkeurmeester van vee en vleesch ernstig hebben onderhouden in verband met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 212