24 APRIL 1922.
213
artikel 8 hunner instructie en voor het vervolg stipte naleving
daarvan nadrukkelijk hebben voorgeschreven.
Om den schijn van corruptie te vermijden hebben wij den
keurmeesters opgedragen zich verder met den verkoop van
bevroren vleesch alleen te bemoeien voor zooveel betreft
de keuring zelf."
De heer HAALMAN meent uit dit schrijven te mogen
concludeeren, dat de keuring als zoodanig niet in het gedrang
is gekomen.
De VOORZITTER verklaart nadrukkelijk, dat de keuring
als zoodanig geen oogenblik in het gedrang is geweest.
De VOORZITTER deelt mede, dat de tweede vraag van
den heer Haaiman luidt„Kunnen Burgemeester en
Wethouders mededeelen tegen wanneer ongeveer de inge
bruikstelling der nieuwe Tolbrug tegemoet kan worden gezien?"
De heer LIJDSMAN zegt, dat het werk inderdaad erg is
tegengevallen o.a. doordat voor het leggen van de funda
menten uitgravingen moesten geschieden, waarop men niet
gerekend had. Ook de daarop ingevallen strenge vorst heeft
veel vertraging gebracht. Op het oogenblik is het werk zoover,
dat de brug zou kunnen worden opengesteld voor voetgan
gers. De aannemer van den onderbouw heeft zooveel mogelijk
zijn best gedaan. Hetzelfde kan echter niet gezegd worden
van den aannemer van den bovenbouw. Deze sukkelt erg
met werkvolk. Wij hebben daarvan heel veel last gehad,
doch nu wordt met meerdere menschen gewerkt. De mecha
nische beweging, waarmede de brug moet worden opgehaald,
is nog niet uit Duitschland aangekomen. Wij hopen intus-
schen, dat uiterlijk 1 Juli a.s. de brug voor het verkeer kan
worden opengesteld. Wat het werk zelf aangaat, dit ziet er
uitstekend uithet zal een zeer soliede brug worden.
De heer KLUFT vraagt of het niet mogelijk is, de hooge
noodbrug te doen vervallen. De winkeliers van den Haagdijk