232 8 JUNI 1922. naar aanleiding van een vraag van den heer Haaiman reeds in de vorige vergadering is behandeld; spr. acht geen reden aanwezig om thans daarop terug te komen. De heer HORNIXHet rapport van de commissie van onderzoek hebben wij niet gezien De heer KORTEWEG Juist De VOORZITTER beaamt, dat bedoeld rapport niet is overgelegd, doch de uitkomst van het onderzoek is den Raad wel medegedeeld. Sedert dien heeft zich in deze geen enkele noviteit voorgedaan, derhalve is er geen reden daarop terug te komen. De heer HORNIX vraagt of de heer Koop na 1 Juni 1.1. nog in functie is. De VOORZITTER Neen, Burgemeester en Wethouders hebben er geen bezwaar in gezien, den heer Koop inge volge diens verzoek op 1 Juni 1.1. uit den gemeentedienst te laten vertrekken. Indien de Raad heden overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besluit, wordt het ontslag daarmede bevestigd. De heer HAAKMAN vindt het wenschelijk, dat de Raad alsnog inzage krijgt van het rapport der commissie, omdat de heer S c h o 11 e n een uitspraak van den Raad verzoekt. De VOORZITTER zou daaromtrent eerst overleg willen plegen met de Commissie. De heer CERUTTI wijst er op, dat de getuigen door de commissie onder belofte van geheimhouding zijn gehoord. Spr. zou derhalve het rapport streng vertrouwelijk ter kennis van de leden willen brengen. De VOORZITTER blijft bij zijn meening, dat het aanbe veling verdient in deze eerst de commissie te hooren. Eigen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 232