8 JUNI 1922. 239 opgemaakt. Unaniem was men van oordeel, dat de heer Verzijden de meest geschikte candidaat is. De heer SCHRAUWEN dankt den Voorzitter voor diens inlichtingen, doch acht daarmede het bezwaar tegen deze voordracht die eigenlijk geen voordracht is nog niet opgeheven. Men had den heer V e r z ij d e n als de meest geschikte n°. 1 kunnen plaatsen en een ander, die ook ge schikt was, n°. 2. Nu krijgt men den indruk, dat de Raad maar heeft te doen, wat Burgemeester en Wethouders hem voorzetten. De VOORZITTERDe heer Verzijden is verreweg de geschiktste candidaat; om iemand no. 2 op de voordracht te plaatsen moet men hem ook wenschelijk vinden. De heer CERUTTI vindt, dat hiermede een gevaarlijk precedent wordt geschapen. Wanneer men alleen den volgens Burgemeester en Wethouders meest geschikten candidaat, op de voordracht plaatst, dan heeft de Raad feitelijk geen keus meer en wordt op die manier zijn benoemingsrecht tot nul gereduceerd. De VOORZITTER Er waren geen andere candidaten zoo geschikt als Verzijden. De heer CERUTTI Als men in Nijmegen no. 2 op de voordracht staat voor dezelfde functie, dan is men er hier ook wel geschikt voor De heer KLUFT zegt, dat er wel drie geschikte candidaten waren. Spr. gelooft, dat de Inspecteur het niet noodig vond om meer personen op de voordracht te plaatsen. Het staat hem niet duidelijk meer voor den geest, waarom slechts 1 persoon is voorgedragen hij kan echter verklaren, dat Verzijden blijkens een afgenomen examen de beste candidaat is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 239