242 8 JUNI 1922. mingen voor de verkiezingen van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en den Gemeenteraad, voor den tijd van vier jaren te benoemen tot Voorzitters, Leden en Plaatsvervangende Leden de op bijge- voegden staat vermelde personen en wel voor de functie achter hun namen vermeld. De heer KORTEWEG merkt op, dat van zijn partij nie mand op den staat voorkomt. De VOORZITTER belooft de zaak te zullen onderzoeken en daaromtrent een nadere mededeeling te zullen doen. Het zou spr. echter zeer verwonderen, indien de bewering van den heer Korteweg juist bleek, aangezien bij de samenstelling van den staat zooveel mogelijk rekening is gehouden met den bij de behandeling der gemeente-begroo ting te kennen gegeven wensch om de functies naar even redigheid der te dezer stede bestaande politieke partijen te verdeelen en daartoe aan die partijen opgaaf van personen is verzocht. De heer CERUTTI verklaart, dat de R. K. Kiesvereeniging ,,dr. Schaepman" in antwoord op het verzoek om opgaaf van personen heeft geschreven, dat zij in Burgemeester en Wethouders genoeg vertrouwen stelt om de keuze aan dit College over te laten. De heer HAALMAN dankt het College voor het rekening houden met den wensch bij de behandeling van de gemeente- begrooting geuit. Voorts wenscht spr. de kwestie van de vergoeding te bespreken. Deze is bij raadsbesluit van 11 Mei 1918 bepaald op 50 cent per uur; hetgeen spr. thans wel wat weinig voorkomt. Hij zou daarom willen voorstellen, het zittingsgeld eenigszins te verhoogen. Spr. erkent, dat als men zelf deel van een stembureau uitmaakt het vervelend is met een dergelijk voorstel te komen, omdat men daar mede onwillekeurig zijn eigen belang dient, doch na aftrek

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 242