8 JUNI 1922. 247 34. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot toe kenning van vergoedingen aan bijzondere schoolbesturen, ingevolge art. 59decies der Lager-Onderwijswet 1878, luidende als volgt „Op een drietal aanvragen om vergoeding ingevolge art. 59decies der L O.Wet 1878 kon indertijd in Uwe vergadering van den 19 December 1921 nog geen beschikking worden genomen, omdat door de betrokken schoolbesturen nog niet kon worden overgelegd een afschrift van de beslissing van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen op het verzoek dier besturen om Rijksvergoeding. Twee dezer beslissingen zijn thans binnengekomen, t.w. die betreffende de M.U.L.O.-scholen Catharinastraat 26 en Bouwerijstraat 27, beide uitgaande van het Departement Breda van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Op grond van het vorenstaande en onder verwijzing naar ons voorstel dd. 9 December 1921 Ag. Nr. 34, Br. Nr. 573, opgenomen in de notulen van Uwen Raad op bldz. 657 e.v., hebben wij de eer U voor te stellen a. aan het Departement Breda der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen de navolgende vergoedingen als bedoeld in art. 59decies der L.O Wet 1878 toe te kennen 1. voor de M.U.L.O.-school aan de Catharinastraat Nr. 26f- 2166.66 2. voor de M.U.L.O.-school aan de Bouwe rijstraat 271882.50 f. 4049.16 b. deze betalingen, als behoorende tot een afgesloten dienstjaar, te doen uit den post voor Onvoorziene Uitgaven der gemeente-begrooting voor 1921. 35. Schrijven van de Gedeputeerde Staten van Noord- Brabant, dd. 29 Maart 1922, G no. 471, houdende nadere bedenkingen tegen de vastgestelde gemeente-begrooting voor het dienstjaar 1922, met voorstel van Burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 247