24
30 JANUARI 1922.
in de stukken heeft gelezen, dat een „uitgetrokken" werk-
looze slechts een uitkeering krijgt van hoogstens f 12 a
f 15 per week zoodat men wel kan nagaan, dat er weinig
voor levensbehoeften overblijft zal hij met het voorstel-
Haaiman meegaan.
De heer LIJDSMAN is van meening, dat minvermogenden
meer recht zouden hebben op een steunverleening als door
den heer Haaiman is voorgesteld, dan de werkloozen,
want die worden op andere wijze reeds genoeg gesteund.
De VOORZITTER Wij moeten er van afzien om van de
Gasfabriek een bedeelingsbureau te maken, want, wanneer
dit cokes-voorstel wordt aanvaard, waarom zal men dan
straks niet met hetzelfde recht komen om goedkooper gas,
water en electriciteit voor de werkloozen Waar is de grens?
Het al of niet verstrekken van cokes tegen verminderden
prijs heeft met het winstcijfer van het bedrijf niets te maken,
terwijl wij bovendien door een speciale categorie van inge
zetenen te bedeelen een groote onbillijkheid zouden begaan
tegenover anderen, die, ofschoon zij soms meer inkomsten
hebben, in veel grootere moeilijkheden verkeeren dan de
werkloozen. De Raad mag daar niet aan meedoen. Indien
de werkloozen zooals de heer Korteweg heeft gezien
te weinig steun krijgen, laten wij dan op andere wijze
daarin trachten te voorzien, doch wij behoeven hen nog
niet langs dezen weg te bedeelen.
Ten slotte merkt spr. nog op, dat de heer Haaiman
niet zonder zelfgenoegzaamheid heeft verklaard, dat zijn
voorstel zóó is geredigeerd, dat het zonder bezwaren ge
makkelijk kan worden uitgevoerd. Spr. waarschuwt echter in
deze den heer Haaiman voor zelfoverschatting, in de
praktijk zou de regeling weieens kunnen blijken niet zoo
goed te zijn.
De heer BOGMANS vindt, dat, indien men de werkloozen
wil steunen, men dit op andere wijze moet doen dan door