250 8 JUNI 1922. De heer FEBER leest een clausule uit de nieuwe Pen sioenwet voor, waaruit blijkt, dat het als een paal boven water staat, dat de heer K r i e n s bij ontslag met ingang van 1 Januari j.l. van de gunstige bepalingen der nieuwe wet zal kunnen profiteeren. De heer HAALMAN verklaart, dat er dan voldaan is aan den wensch van den Raad en dat hij er geen bezwaar meer inziet om den heer Kriens met ingang van 1 Januari j.l. ontslag te verleenen. De heer OOST VOGELS zegt, dat het wel degelijk een feit is, dat besloten is den heer Kriens tot 1 Juli a.s. in dienst te houden, omdat diens betrekking op 63-jarigen leeftijd wordt opgeheven deze reden blijft nog bestaan. Wanneer Gedeputeerde Staten het daar niet mee eens zijn, moeten zij beginnen met dat besluit te vernietigen. Het is thans met deze zaak als met het voorstel-H a a 1 m a n tot verstrekking van goedkoope cokes, nu het besluit eenmaal genomen is, brengt het prestige van den Raad mee het te handhaven. Bovendien kan spr. als zelf-werkgever er niet aan medewerken om in Juni te besluiten iemand te ontslaan met terugwerkende kracht tot 1 Januari. De VOORZITTER merkt op, dat, hoe men het ook neemt, de pensioenszekerheid thans vaststaat. Spr. vindt, dat de discussiën thans kunnen worden gesloten en tot stemming over het voorstel van Burgemeester en Wethouders kan worden overgegaan. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt alsnu in stemming gebracht. De uitslag van deze stemming is, dat 10 stemmen voor en 10 tegen het voorstel zijn uitgebracht, zoodat de stem men hierover staken en de beslissing wegens onvol talligheid der vergadering tot de volgende zitting moet worden aangehouden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 250