8 JUNI 1922.
251
Voorde heeren Cerutti, Loomans, Lijdsman,
Haaiman, Schrauvven, Korteweg, Moll, Feb er,
Bogmans en van Groenendael.
Tegen mevrouw Neve-Reintjes en de heeren
Hornix, Oostvogels, Me ij vis, Kluft, van Zweden,
Clement, van D ij k, Martens en Cohen.
De heer OOSTVOGELS vraagt of den heer K r i e n s nu
loon of pensioen wordt uitbetaald.
De VOORZITTER antwoordt, dat zulks thans niet aan
de orde is. In de volgende vergadering zal dit voorstel
zonder discussies wederom in stemming worden gebracht.
36. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot toe
kenning van vergoedingen aan onderwijzend personeel, wegens
opheffing van hun tijdelijke betrekking en overplaatsing naar
een andere school (aangehouden in de vorige vergadering).
De heer COHEN merkt op, dat slechts één onderwijzer
en één onderwijzeres niet in aanmerking komen voor een
vergoeding, omdat zij maar 8 maanden in dienst zijn geweest.
Spr. vraagt of het niet mogelijk zou zijn ook die beiden
eenige vergoeding te geven, b.v. maand salaris.
De VOORZITTER zegt, dat men in deze een grens moet
trekken. De zaak is lang en breed beschouwd. Men kan
hun natuurlijk wel eenige vergoeding toekennen, doch het
betreft hier menschen, die nog maar kort in gemeente-dienst
zijn. Het komt spr. dan ook beter voor, de eenmaal aange
nomen grens te houden.
De heer COHEN wil er een voorstel van maken.
Den VOORZITTER komt het gevaarlijk voor, dit ineens
aan te nemen. Spr. geeft in overweging, te besluiten de
vergoedingen door Burgemeester en Wethouders in hun