2Ó4 8 JUNI 1922. dat de gelden zoo zuinig mogelijk zullen worden beheerd. Het gaat niet aan, de menschen maar naar het Armbestuur te verwijzen, zelfs al werd daar evenveel gegeven spr. acht zulks alleen reeds uit moreele overwegingen verwerpelijk. De heer CERUTTI verklaart, dat hij aanvankelijk van plan was te stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Gehoord de rede van den heer Moll, zou spr. willen vragen i°. of dien gebrekkigen werkloozen tabaks bewerkers geen ander werk zou kunnen worden verschaft en 20. of, indien na 10 Augustus a.s. de toestand nog zoo is, de steunregeling dan weer zou moeten worden verlengd. De heer OOSTVOGELS juicht het ten zeerste toe, dat met de steunverleening wordt opgehouden en men zich meer gaat toeleggen op de werkverschaffing, welke veredelt. Spr. vraagt, of het groote aantal wefkloozen in verband staat met de staking in de bouwvakken. Voorts bevreemdt het spr., dat de arbeiders per auto naar het terrein van de werkver schaffing worden gebrachthet wordt op die manier een pleizjertochtje. Spr. zou de 120 gulden, die voor dat auto vervoer zijn uitgetrokken, liever ten goede zien komen aan het loon, c.q. aan de gezinnen der arbeiders. De heer KLUFT vraagt zich af, welk voordeel de gemeente ervan zou hebben, als zij de steunverleening stopzet. Alles komt dan neer op het particulier initiatief, dat steun in deze tijden ook hard noodig heeft en daartoe weer bij de gemeente komt aankloppen. Spr. acht het onder de huidige omstan digheden onmogelijk de steunregeling op te heffende men schen zouden genoodzaakt worden te verarmen en dat wil de burgerij van Breda niet. Hier, waar men zooveel deed voor Russische en Weensche kinderen, kan men niet toela ten, dat de eigen kinderen verhongeren, en zal men zeker niet aarzelen daarvoor wat meer belasting te willen opbrengen. De heer KORTEWEG vraagt, waaraan het crediet voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 264