8 JUNI 1922.
265
de werkverschaffing zal worden ontleend en hoe groot het
zal zijn. Tevens vraagt spr., of er ook andere werkverschaf
fing zal komen.
De heer LIJDSMAN deelt mede, dat de meerderheid van
het College na rijpe overweging zich heeft uitgesproken voor
stopzetting der steunverleening, om reden het beter is de
gelden te besteden aan werkverschaffing. Verlengt men de
steunregeling tot 10 Augustus a.s. dan komt men er niet van
af, want dan loopt het weer tegen den winter. Wanneer het
getij verloopt, moet men de bakens verzetten degenen, die
hier geen werk kunnen vinden, moeten het dan maar eens
elders gaan zoeken. Het gaat niet aan maar steeds te blijven
teren op den steun van de gemeente, die het geld daarvoor
moet halen uit den zak van anderen.
De heer BOGMANS zou het met den heer L ij d s m a n
eens kunnen zijn, als er eerst voldoende werk werd verschaft
dan kon de steunregeling worden opgeheven.
De VOORZITTER verklaart, dat de afwijzende houding,
welke de meerderheid van het College tegenover het stand
punt van de commissie voor de werkloosheidsverzekering
inneemt, geenszins beteekent, dat zij geen waardeering voor
den arbeid dier commissie heeft. Wil men het geheel in de
goede baan leiden, dan zal men zich steeds wel eenige harde
gevallen moeten getroosten. De werkloosheidsverzekering in
Nederland behoort in haar geheel opnieuw geregeld. Zij zit
te veel aan de organisaties vast, werkt dientengevolge te
stroef, soms onbillijk, en heeft niet een geheel zuivere basis.
Een sympathiek speechje, als dat van den heer Kluft,
heeft gemakkelijk succes, iedereen kan het bij slot van reke
ning in zijn hart daarmee eens zijn, doch het gaat er thans
niet om, medelijden op te wekken voor menschen, die geen
brood hebben, maar of het wel op den weg der overheid
ligt op de bekende wijze in de nooddruft dier menschen te
voorzien.