272
8 JUNI 1922.
Naar aanleiding van de hierbij gevoegde vragen van Uw
medelid den heer Oostvogels, hebben wij de eer daarop
het volgende te antwoorden
Vraag 1 Deze vraag is bevestigend te beantwoorden.
Het plaatsen van stoelen, tafels, tochtschermen,
rijwielrekken enz. op den openbaren weg en
op trottoirs is afhankelijk van eene vergun
ning van ons college krach'ens art. 13 der
algemeene politie-verordening
Vraag 2 en 3 Eene bij herhaling door ons bij den Raad
aanhangig gemaakte ontwerp-verordening, re
gelende de heffing van rechten wegens het
gebruik van openbaren gemeentegrond, mocht
niet de goedkeuring van de meerderheid van
den Raad ondervinden. Intusschen zullen wij
ons daardoor niet laten weerhouden te over
wegen in hoeverre een verordening, welke
bij Uw Raad instemming zou kunnen vinden,
doeltreffend ware samen te stellen.
De VOORZITTER stelt voor, dit punt voor kennisgeving
aan te nemen.
Daartoe wordt besloten.
42. Schrijven van het raadslid P. Haaiman, in zake
uitlatingen, in de vorige raadsvergadering, door het raadslid
Oostvogels tegenover het medelid M e ij v i s luidende
als volgt
„Zeer tot mijn spijt zie ik mij genoodzaakt U dit schrijven
te doen geworden.
In de openbare raadsvergadering van gistermiddag heeft
ons medelid, de heer Oostvogels, gemeend zich op zeer
onbehoorlijke wijze te moeten uiten tegen ons medelid, den
heer J. M. M e ij v i s.
Als voorzitter der raadsfractie, waarvan de heer M e ij v i s
deel uitmaakt, wensch ik bij Uwen Raad met klem te pro-