30 JANUARI 1922. 27
Ten slotte vraagt spr. of de Raad de zooeven door hem
aangegeven toevoeging bij zijn voorstel wenscht.
De heer HORNIX vraagt, wie degenen zijn, die beneden
f 1000 inkomen hebben.
De VOORZITTER had gemeend, dat de heer Haaiman
met een weldoordacht voorstel zou komen deze maakt er
zich echter bij de formuleering in een vloek en een zucht
van af. Nu wel gebleken is, dat het meerendeel van den
Raad het niet met het oorspronkelijk voorstel van den heer
Haaiman eens is, zegt deze „Ik wil wel royaler zijn"
en voegt onmiddellijk een uitgebreide categorie van ingeze
tenen daar aan toe, zonder na te gaan of de uitvoerbaarheid
van het voorstel daarmede wordt bevorderd. Wat bedoelt
de heer Haaiman met een inkomen van f 1000? Is het
gezinsinkomen of individueel inkomen Hoe zal de admini
stratie en de contróle geschieden De heer Haaiman
weet zelf niet hoeveel dit alles kosten zal. Moet het bedrijf
dit dragen Spr. vraagt zich af of dit voorstel wel rijp is
voor een directe uitspraak van den Raad.
En dan iets anders. Moet men hier weer juist de gemeente
voorspannen Heeft het particulier initiatief in deze geen
taak te vervullen Als andere menschen de vele uitgaven
vernemen, die voor de werkloozen worden gedaan, moet het
hun dan niet bang om het hart worden. Waar is de conse
quentie Want waarom, zoo werd reeds gezegd, zou men
dan ook niet den gasprijs gaan verlagen en beerputten ledi
gen voor half geld Dat er onder de werkloozen nood
heerscht, wil spr. zeer zeker erkennen, doch om dien te
lenigen moet men niet komen met onrijpe maatregelen
die eenig éclat kunnen maken zonder doeltreffend resultaat.
De heer KORTEWEG wijst er op, dat het slechts om
vier weken te doen is en dat maar 50 cent minder zal wor
den geleverd dan de kostende prijs.