3° J™1 over de kwestie of in deze uit iets negatiefs, iets positiefs valt af te leiden. Het voorstel van den heer F e b e r wordt niet /ondersteund en kan derhalve geen onderwerp van behandeling uitmaken. De VOORZITTER constateert, dat de Raad het besluit om den heer K r i e n s nog tot i Juli a.s. in gemeentedienst te houden wenscht te handhaven. De heeren Lijdsman, Feber en Moll wenschen aanteekening, dat zij daartegen zijn. De heer HORNIX vraagt of de heer Kriens nu morgen zijn centen krijgt. De VOORZITTER ontkent zulks. De begrooting is nog niet goedgekeurd en het is de vraag of dit wel zal gebeuren. De zaak is dus hiermede nog niet afgedaan. Een dergelijk roekeloos omspringen met de gelden der gemeente komt niet te pas. Ware het denkbeeld van de tegenstemmers aan stemming onderworpen, dan ware dit door staking verworpen en dus de uitkomst precies tegenovergesteld. Bovendien werd gewezen op de vergissing van den heer C e r u 11 i, die kon hersteld worden, doch door zijn verklaring f iooo,kost. 19. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, betref fende toekenning van vergoedingen aan tijdelijke leerkrachten wegens opheffing hunner betrekking (gedeeltelijk aangehouden in de vorige vergadering). De VOORZITTER deelt mede, dat Burgemeester en Wet houders hebben gepoogd aan den wensch door den heer Cohen in de vorige vergadering kenbaar gemaakt tegemoet te komen, doch dat zij zijn gestuit op de moeilijkheid om voor die beide personen een andere maatstaf te nemen bij de berekening der vergoedinghet geheele stelsel zou daar-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 296