30 JUNI 1922.
het laatste dienstjaar, waarover de rekening der gemeente is
gesloten.
Bij K.B. dd. 31 December 1920, S. 952, zijn daaromtrent
nadere voorschriften gegeven. Zoo moet het schoolbestuur
zich krachtens art. 18 van dat K.B. verbinden tot terugbe
taling van hetgeen eventueel bij voorschot te veel mocht
worden genoten. Voor de nakoming van deze verbintenis
behooren twee, door ons goed te keuren, borgen te worden
gesteld. Van deze borgstelling kunnen wij vrijstelling ver-
leenen aan die schoolbesturen, die aantoonen te zijn aange
sloten bij eene rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie
van besturen, als zoodanig door den Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen erkend.
De uitbetaling van het voorschot geschiedt volgens door
U te stellen regelen.
Door de besturen van een bijzondere U.L.O. school
(Wet 1920), zeven bijzondere M,U.L.O. scholen (Wet 1878)
en negen bijzondere L.O. scholen zijn verzoeken om voor
schotten als hiervorenbedoeld ingekomen.
De gemiddelde, in den aanhef genoemde kosten bedroe
gen over 1920 voor de openbare M.U.L O. school per leer
ling rond f 24.en voor de openbare L.O. scholen rond
f 15.Voor het U.L.O. (Wet 1920) zijn deze kosten niet
op te geven, aangezien deze scholen hun ontstaan danken
aan de op 1 Januari 1921 ingevoerde L.O. wet 1920 en
derhalve voordien noch hier, noch elders bestonden. Doordat
deze U. L. O. scholen enkel bestaan uit de kopklassen der
M.U.L.O. scholen, kan worden aangenomen, dat de kosten
per leerling van eerstgenoemde, door de meerdere kosten
van schoolboeken, leermiddelen enz., een weinig hooger
zullen zijn dan die van laatstgenoemde en gesteld zouden
kunnen worden op rond f 25.per leerling.
Zooals hierboven vermeld, berust deze kostenberekening
op gegevens der gemeenterekening over 1920. Hierbij mag
niet uit het oog worden verloren, dat na dat jaar een niet
onaanzienlijke prijsdaling der leermiddelen enz. heeft plaats