30 JANUARI 192.2. 3i die niet bereid is aan de door den Minister vastgestelde regeling hare medewerking te verleenen. De gemeenten, welke wel bereid zijn tot medewerking, dragen een derde gedeelte bij in de kosten van het verschil tusschen de ontvangsten en uitgaven van die werkloozen- kassen, welke door den Minister als noodlijdend zijn aangemerkt. Wordt de door den Minister gevraagde medewerking niet verleend, dan zal het resultaat daarvan zijn, dat de werk- loozen, die deelgerechtigd zijn in de door den Minister als noodlijdend aangewezen werkloozenkassen, geen uitkeering ontvangen. Daarentegen zullen de uitgaven bij eventueele toetreding tot de regeling, voor de gemeente niet onaanzienlijk zijn. Aan de hand van eene becijfering, welke ons door de commissie van advies in zake de werkloosheidsverzekering is verstrekt, worden deze kosten voor het jaar 1922 geraamd op rond f 12000. Worden in den loop des jaars door den Minister nog meerdere kassen noodlijdend verklaard en zal, zooals alge meen verwacht wordt, de werkloosheid nog toenemen, dan lijkt het ons gewenscht, ten einde verrassingen te voorko men, deze uitgaaf te ramen op f 20000. Bij de behandeling der gemeente-begrooting werd bereids de toezegging gedaan, dat een voorstel om tot de ministe- rieele regeling toe te treden, eerlang Uwen raad zou bereiken, Wij ontveinzen ons niet, dat deze toetreding belangrijke financieele offers van de gemeente vergen zal, doch wij mogen hierbij ook niet uit het oog verliezen, dat het he- zwaarlijk gaan zal, de onvrijwillig werkloozen, die deelge rechtigd zijn in een werkloozenkas en daarvoor geregeld hunne bijdragen storten, geheel zonder uitkeering te laten. Dat deze steun aan de gemeente zooveel meer zal kosten dan te voren, is een gevolg van den door den Minister ge troffen maatregelen, waarbij de gemeente geen keus wordt gelaten. Intusschen kunnen wij erop wijzen, dat alsnog overleg

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 31