322 3i JULI 1922. De heer KORTEWEG merkt op, dat hem geen raadsver gadering bekend is, waarin de wensch tot uiting is gekomen om tot pensionneering der wethouders over te gaan. Spr. zou daarom eerst door een stemming uitgemaakt willen zien of de Raad in principe voor pensionneering is. De VOORZITTER antwoordt, dat bij de behandeling van de gemeentebegrooting die wensch in den Raad tot uiting is gekomen. Voorts zegt spr. dat aan den wensch van den heer Korte weg later, even vóór de behandeling van dit voorstel, kan worden voldaan. Alsnu wordt besloten de behandeling van dit punt tot de volgende vergadering aan te houden. 15. Schrijven van den Armenraad alhier, daarbij ter goedkeuring aanbiedende de rekening en verantwoording over het dienstjaar 1921, vergezeld van de daarbij behoorende bescheiden. De VOORZITTER stelt voor, deze rekening ter fine van onderzoek en rapport te stellen in handen eener commissie van drie leden. Hiertoe besloten zijnde en op verlangen van den Raad, dat de Voorzitter deze commissieleden zal aanwijzen, worden door hem als zoodanig benoemd de heeren C e r 11 11 i, Sch rauwe n en Me ij vis. 16. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, houdende mededeeling van een afwijking van het bepaalde in art. 38, lid 6, van het Werkliedenreglement, ten opzichte van een viertal gemeentewerklieden. De VOORZITTER stelt voor, dit stuk voor kennisgeving aan te nemen. Daartoe wordt besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 322