30 JANUARI 1922. 33 De heer MEIJVIS wenscht te kennen te geven, dat de door den Minister ontworpen regeling zware financieele ver plichtingen op de gemeente legt. Spr. zou er bij de Ver- eeniging van Nederl. Gemeenten op willen aandringen, al haar invloed te willen uitoefenen, opdat de regeling van de werkloosheidsverzekering spoedig tot wet verheven worde. Voorts wijst spr. er op, dat sinds verleden jaar veranderingen in de bepalingen der regeling hebben plaats gehad, waardoor de reglementaire rechten worden aangetast en eenige on billijkheden zijn ontstaan dit had z.i. wel in de stukken mogen uitkomen. De vakcentralen hebben gepoogd daarin wijziging te verkrijgen, Spr. zal niet vragen waarom Burge meester en Wethouders niet hebben geprotesteerd, hoewel dat in tal van gemeenten, wèl is geschied, doch stelt de volgende motie voor „De Raad der gemeente Breda verzoekt Burgemeester en Wethouders, zich tot den Minister van Arbeid te wenden met het verzoek om de uitkeering der werkloozen te brengen op het peil van 1921 en de bepaling van 78 dagen wacht tijd te wijzigen, en gaat over tot de orde van den dag". De heer MOLL vindt de lagere uitkeeringen f 16 on geacht het gezin absoluut te gering geworden om een gezin te onderhouden. Voorts meent spr. dat de kwestie van de 78 dagen reeds bij den Minister aanhangig is ge maakt. De heer OOSTVOGELS wijst er op, dat aan de „Kwatta" en aan de Suikerfabriek weekloonen worden gegeven van f20 en f21, terwijl sommige neringdoenden met veel minder inkomsten moeten rondkomen. Spr. vindt een uitkeering van f 16 zeer doeltreffend als aansporing om werk te zoeken hoogere uitkeeringen zouden de luiheid aanmoedigen. Er wordt maar aan den gemeentelijken pruimeboom geschud. Spr. protesteert met klem tegen het voteeren van gelden uit de belastingpenningen, welke door de burgers dikwerf met tranen zijn bijeen gegaard.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 33