346
3i JULI 1922.
zoodanige opvoering van de belasting acht spr. niet noodig
en daarom zou men den vermenigvuldigingsfactor kunnen
verlagen. Op blz. 260 van de notulen leest men dat een
bedrag van f 620.000,- aan Hoofdelijken Omslag noodig
is om de begrooting sluitend te maken en dat met den
factor 0,8 de opbrengst wordtf 674.664,bij den ver
minderden hoofdaftrek zou dit f 714.664 worden, d. i. nage
noeg een ton meer dan benoodigd is. Nu is spr. het eens
met degenen, die verwachten, dat het belastbaar inkomen
ditmaal lager zal zijn, doch de schommelingen zijn hier niet
zoo groot als in industrie-plaatsen, zoodat, al rekent men op
een verlaagde opbrengst, deze dan toch nog zoo groot zal
zijn, dat men den factor 0,9 gerust kan terugbrengen op 0.8.
Spr. meent zulks dan ook in ernstige overweging te moeten
geven
De VOORZITTER merkt op, dat de gelegenheid daarvoor
thans voorbij is er zijn al aanslagbiljetten uitgereikt. Voorts
wijst spr. er op, dat de raming van de opbrengst der inkom
stenbelasting in de tegenwoordige omstandigheden altijd een
slag in de lucht blijft. Volgens spr. zal de vermindering van
den hoofdaftrek daarin geen belangrijke wijziging brengen.
De heer FEBER zegt, dat men niet moet vergeten, dat
sedert den laatsten tijd vele kopstukken van de belasting
betalende burgerij de gemeente verlaten hebben. Spr. meent
dan ook een zoo rauwelings opgeworpen denkbeeld als dat
van den heer Haaiman ernstig te moeten ontraden.
De heer HAALMAN vraagt of de personen, waarop de
heer F e b e r doelt, bij den aanvang van het belastingjaar
19211'22 nog in de gemeente waren.
De heer FEBER bevestigt zulks.
Zonder verdere bedenkingen wordt alsnu over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.