3i JULI 1922.
347
40. Schrijven van het College van Curatoren van het
Gymnasium alhier, daarbij ter benoeming tot tijdelijk leeraar
in de natuurkunde, aan die inrichting, gedurende den cursus
1922/1923, aanbevelende den heer J. W. N. Le Heux te
Ginneken.
Niemand der leden hiertegen eenige bedenking
hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten.
41. De VOORZITTER doet mededeeling van de volgende
vragen van den heer C e r u t t i
,,Nu de Zuid-Nederlandsche Stoomtramweg-Maatschappij
door het weder laten rijden van de paardentram tusschen
Breda Haagpoort en Princenhage getoond heeft zoowel de
Bredanaars als de Princenhagenaars zooveel mogelijk ter
wille te zijn en eerstdaags de directiekeet en schutting, gediend
hebbende voor het bouwen van de nieuwe Tolbrug, zullen
zijn opgeruimd, waardoor de tramlijn weder vrij komt,
bestaat er nu geen aanleiding om te trachten de vroegere
concessie voor de paardentram Brcda-Princenhage te ver
lengen en de gevraagde tegemoetkoming in de exploitatie
kosten te verkenen
Het schijnt, dat de gemeente Princenhage zich bereid
verklaard heeft de subsidie toe te staan.
Volgens bekomen inlichtingen is gebleken, dat ook thans
de kosten niet goed gemaakt worden en dat zonder tegemoet
koming de dienst na 15 September e.k. zal ophouden.
Is het niet gewenscht die zaak, welke voor onze gemeente
zoo belangrijk is, te behandelen voordat er weder stagnatie
is ingetreden
Spr. zegt, dat Burgemeester en Wethouders hierop meenen
weder te moeten antwoorden, dat nog altijd geen concessie
is gevraagd. We moeten dus maar kalm afwachten of zulks
geschiedt.
De heer CERUTTI vindt dat maar een formeele kwestie.
Uit de vroeger overgelegde correspondentie blijkt wel degelijk,