b. de verordening op de invordering van een schoolgeld voor de Ambachtsschool en die voor de Avondschool voor ambachtslieden te wijzigen als volgt 364 23 AUGUSTUS 1922. Bij dit schrijven is gevoegd het volgend voorstel van Burgemeester en Wethouders „Naar aanleiding van bijgaand schrijven van Heeren Gede puteerde Staten dezer provincie hebben wij de eer U het navolgende mede te deelen. Korten tijd na het vaststellen van de diverse schoolgeld verordeningen, aan het einde van het vorige jaar, kwam tot stand de wijziging der Nijverheidsonderwijswet. Verklaarde oorspronkelijk deze wet de art. 264 t/m. 266 der Gemeente wet van toepassing op de schoolgeldverordeningen, voor de nijverheidsscholen, waardoor het opmaken der schoolgeld kohieren, enz. kon worden opgedragen aan een der ambtenaren, bij de wijziging werden deze artikelen uit de wet geschrapt en werd voorgeschreven, dat die kohieren moeten worden opgemaakt en vastgesteld door Burgemeester en Wethouders. De onderwerpelijke verordeningen nu dragen, op het voet spoor der vroegere bepaling, het opmaken der kohieren op aan den ambtenaar die optreedt als chef der afdeeling Be lasting en verklaart in artikel 14 de artt. 264 en 265^ der Gemeentewet van toepassing. Hiertegen nu gaat het bezwaar der Regeering, waaraan, doordat de Nijverheidsonderwijswet is gewijzigd, zal moeten worden voldaan. Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen a. in de verordening op de heffing van een schoolgeld voor de Ambachtsschool en in die voor de Avond school voor ambachtslieden te schrappen artikel 14 en artikel 15 te veranderen in artikel 14; ie. het ie lid van art. 3 te vervangen door „Burgemeester en Wethouders maken zoo spoedig „mogelijk na ontvangst van de in het vorig artikel „bedoelde opgaven kohieren en aanvullingskohieren „op en verklaren deze tegelijkertijd executoir".

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 364