372
23 AUGUSTUS 1922.
De heer CERUTTI vestigt er de aandacht op, dat in art,
4, ie lid, nu ook zullen moeten vervallen de woorden tenzij
door Burgemeester en Wethouders anders is bepaald.
De heer HAALMAN acht dit niet wenschelijk, omdat
het mogelijk is, dat de keurmeesters ook in andere gemeen
ten zullen worden gestationneerd, nu de keuringsdienst zich
ook over andere gemeenten zal uitstrekken.
De VOORZITTER zegt, dat de keurmeesters tot den
gemeentelijken dienst behooren. De overeenkomst met de
omliggende gemeenten kan tot nadere bepalingen omtrent
hun opdracht leiden.
De heer HAALMAN meent, dat men dit punt toch
ernstig onder de oogen zal moeten zien.
De VOORZITTER zegt, dat, wanneer het noodig mocht
blijken, hierin nog altijd verandering kan worden gebracht.
Spreker kan zich wel vereenigen met het voorstel van den
heer C e r u 11 i.
Zonder verdere bedenking wordt besloten de
voorgestelde wijziging in art. 4 aan te brengen,
waarna de instructie in haar geheel wordt goed
gekeurd.
e. de verordening regelende de bezoldiging van het
personeel van den vleeschkeuringsdienst.
De heer COHEN stelt voor, om in art. 1 de bezoldiging
van de hulpkeurmeesters in minimum en maximum te
verhoogen met f 200.en alzoo te bepalen op f 2000.
tot f 2600.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders
de bezoldigingen hebben geregeld in overleg met de inspectie.
Zij hebben vooraf het oordeel gevraagd van den Inspecteur,
die de jaarwedden voldoende heeft geacht.