23 AUGUSTUS 1922. 385 De heer ME1JVIS is er niet voor, om de steunverleening te beëindigen, wijl hij den tijd daartoe nog niet gekomen acht. Het aantal werkloozen is nog vrij groot. Degenen, die van de steunregeling trekken, zijn bijna uitsluitend ouden van dagen, lichaamszwakken en ongelukkigen, die niet bij de werkverschaffing terecht kunnen. Spreker begrijpt dan ook niet, dat Wethouder Moll, de vertegenwoordiger der arbeiders, met dit voorstel kan medegaan. Hij geeft daardoor de werklieden een trap De VOORZITTER verzoekt den heer Meijvis dergelijke uitdrukkingen niet te bezigen. De heer MEIJVIS zegt, dat hij daarvoor geen andere uit drukking weet te vinden. Tengevolge van de stopzetting der steunregeling zal er honger worden geleden onder de werklieden en de heer Moll, die steeds onder de arbeiders heeft verkeerd, kan weten, wat honger lijden is. Ook de steunbedragen hebben weinig te beteekenen en zijn als hon- gerloonen te beschouwen. Er zijn op dit oogenblik nog 36 werklieden, die onder de steunregeling vallen. In hoofdzaak zijn het lichaamszwakken en ongelukkigen, die moeilijk werk kunnen vinden. Het gevolg van de stopzetting zal zijn, dat deze geheel broode loos zullen worden. Ten aanzien van de werkverschaffing aan de tabaksbewer kers wenscht spreker te doen opmerken, dat alleen degenen, die op dit oogenblik uitgetrokken of dubbel uitgetrokken zijn, volgens de circulaire van den Minister voor de vervaar diging van senoritas in aanmerking kunnen komen. Zij, die thans werkloos zijn en niet onder de steunregeling vallen of in de toekomst werkloos zulien worden, kunnen dus niet aan deze werkverschaffing deelnemen. De loonen, die in de werkverschaffing van het Staats- boschbeheer verdiend worden, acht spreker onvoldoende, hetgeen hij met verschillende cijfers aantoont. Als men daarbij in aanmerking neemt, dat ook de Heiligendagen en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 385