408 28 SEPTEMBER 1922. ambt is toch hier een bijbetrekking en hoe komt zoo'n be noeming tot stand Door politiek. Vreest gij niet, dat door het zoo aanlokkelijk maken van dit ambt de hebzucht naar zoo'n zetel zich zal ontketenen, zooals wij dit gezien hebben bij de kamerverkiezingen Zullen hierdoor de zetels niet bezet worden door menschen, niet voor die taak berekend, hierdoor sluitende de kat in de porceleinkast, waardoor men dan de scherven kan hooren rinkelen? Ik vermeen, Mijnheer de Voorzitter, dat te elfder ure een vrees is gevaren in de voorstellers van dit ontwerp, nadat 270 notabelen der gemeente aan hun misnoegen daarover in een adres aan den Raad hebben uiting gegeven. Die vrees leid ik af uit het voorstelwordt het beginsel aanvaard, dit ontwerp te stellen in handen van een com missie, dan herhaalt zich de geschiedenis van Herodes en Pilatus in den Bredaschen gemeenteraad. De heer HORNIX verklaart in principe voor het verleenen van pensioen aan wethouders te zijn, doch zich niet te kun nen vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wet houders zooals het daar ligt. Spr. heeft daarom een amen dement op dit voorstel ingediend, ertoe strekkende de kosten aan de pensionneering verbonden te verminderen. Mocht men echter naderhand een regeling willen treffen niet in den geest van dit amendement, dan zal spr. daartegen stemmen, omdat de tijdsomstandigheden voor een te kostbare regeling niet gunstig zijn. Zulks doet echter niets af aan het principe, dat pensioen dient verleend te worden. Z.i. krijgt het wet houderschap hoe langer hoe meer het karakter van een bezoldigde gemeentebetrekking voor den tijd en de werk kracht, die er aan besteed worden, ontvangt de wethouder een salaris. Nu wordt er in het adres van een aantal inge zetenen op gewezen, dat er altijd personen te vinden zullen zijn, die uit liefde tot de gemeenschap belangeloos hunne diensten willen bewijzen. De werkelijkheid is echter anders lust of tijd ontbreekt. Spr. maakt zich dan ook sterk, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 408