28 SEPTEMBER 1922.
415
bezit, wethouder moeten kunnen worden. Maar ik vraag mij
af, zal men er in slagen de beste en bekwaamste mannen
tot wethouder te krijgen, als zij daartoe hun bestaan, hun
betrekking geheel of nagenoeg geheel zullen moeten opofferen
en wanneer zij kans loopen na 4 jaar aan den dijk te worden
gezet, zonder eenige verdere vergoeding Wie geeft hen
hun bestaan, hun betrekking, dan weer, die zij in het belang
der gemeente en in het algemeen belang, opofferden Neen,
Mijnheer de Voorzitter, waar ik reeds memoreerde, dat
niets zoo wisselvallig is als de politiek, en het wethouders
leven, daarvan zoo bijzonder afhankelijk is, heeft men vrijwel
zekerheid, dat de besten, de geschiktsten zich daaraan maar
niet zullen wagen. Bestaat echter uitzicht op pensioen
hoe dat pensioen moet worden geregeld, zal ik thans niet
bespreken dan zullen degelijke, in 't belang der gemeente
zoozeer gewenschte krachten zich zekerlijk beschikbaar stellen,
zich daarvoor bijzondere opofferingen getroosten. Mijnheer
de Voorzitter, ik zou nog zeer veel kunnen aanvoeren,
dat aantoont, dat wethouderspensionneering niets bijzonders
is, maar zeer wel in de lijn van den tegenwoordigen tijd
ligt. Het staatje, door Burgemeester en Wethouders aan den
Raad overgelegd, wordt als nietszeggend uitgekreten. Voor
mij, Mijnheer de Voorzitter, is het veelzeggend. Ik ben
overtuigd, dat nog tal van gemeenten, die tot dusver nog
niet er toe overgingen gemeenten, waar het wethouders
ambt dezelfde eischen stelt als hier te Breda weldra tot
het invoeren ervan zullen overgaan.
Moge de Raad van Bredadie heden ongetwijfeld voor
eene belangrijke beslissing staat, zich niet het hoofd op hol
laten maken door de phrases van den dag, maar moge hij
beseffen, welk een groot belang voor de toekomst dezer
gemeente hier op het spel staat. Mijnheer de Voorzitter,
ik heb gezegd.
De heer KORTEWEG zal zich met alle macht verzetten
tegen de pensionneering der wethouders. Spr. brengt in