28 SEPTEMBER 1922.
425
voordracht te plaatsen, doch deze heeft daarin niet kunnen
slagen. Spr. kan de verzekering geven, dat èn door den
Directeur, èn door de commissie, al het mogelijke is gedaan,
om aan het verlangen van den Raad te voldoenmeer mag
hij er niet van zeggen. Spr. hoopt, dat de Raad zal inzien,
dat de zaak zeer moeilijk is geweest, en dat dit College zich
bij dit voorstel zal neerleggen.
De heer VAN ZWEDEN verklaart, zich met dit voorstel
te kunnen vereenigen, indien hij weet, dat werkelijk alles in
het werk is gesteld om aan het verlangen van den Raad te
voldoen. Spr. vraagt in dit verband, in welke bladen de op
roeping is geschied en of die wel in de vakbladen heeft
gestaan.
De VOORZITTER gelooft, dat nog nooit met zooveel
mannenmoed en doorzettingsvermogen gezocht is om een
persoon te vinden, geschikt om als n°. 2 op de voordracht
geplaatst te worden. Toen de Raad had kenbaar gemaakt,
dat hem het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet
welgevallig was, is nogmaals een examen gehouden na een
herhaalde oproeping, welke voldoende bekend gemaakt is,
hetgeen wel blijkt uit het feit, dat er zich 17 candidaten
hebben aangemeld, die echter helaas bleken allen onbevoegd
te zijn. Een van hen kwam voor examineeren in aanmerking,
doch er bleek geen aanleiding aanwezig hem aan de voor
dracht toe te voegen. Herhaaldelijk is ook de zaak met de
Inspectie behandeld. Spr. vertrouwt, dat de Raad na deze
uiteenzetting zal aannemen, dat het niet mogelijk is een
tweeden candidaat te vinden, en den heer V e r z ij d e n zal
benoemen. Het valt toch al zeer te betreuren, dat de jongens
maandenlang van dit uitstekend onderwijs verstoken zijn
moeten blijven.
Den heer OOSTVOGELS blijft het een raadsel, dat er geen
tweede candidaat te vinden is. Spr. vraagt zich af, wat er
zou moeten gebeuren als de heer Verzijden er eens niet