42
30 JANUARI 1922.
De heer OOSTVOGELS is het met de heeren Korte-
w e g en Kluft eens, dat werkverschaffing moet plaats
hebben. Dan zal volgens spr. eerst blijken, wie werkloos zijn
in den waren zin des woords, want indien wij voortgaan
met het zaad der werkloosheid door het doen van uit-
keeringen uit te strooien, dan zal de oogst overvloedig zijn.
De heer KLUFT Dus zal de heer Oostvogels zijn
karren wel gratis beschikbaar willen stellen voor slootdemping
De heer OOSTVOGELS: Dat zou de eerste maal niet zijn
De heer MEIJVIS herinnert er aan, dat hij ook vaak op
werkverschaffing heeft aangedrongen. Voorts deelt spr. mede,
dat juist in die gemeenten, welke de steunregelingen van
den Minister ten volle uitvoeren, in hooge mate werk wordt
verschaft /f;wiingtngeeft eentue.slag van30 Vu op de
worhyorachaffing, Arnkym 25 ";u/
De heer LIJDSMAN zegt, dat, hoewel hij ook een voor
stander is van werkverschaffing, men daarvan niet te hooge
verwachtingen moet koesteren. Dit is wel gebleken met het
sneeuwruimen, toen werd geweigerd tegen 65 cent per uur
te werken.
De heer MOLL deelt mede, dat het niet in de bedoeling
ligt van den Minister, om voor alle ,,uitgetrokkenen" rijks
subsidie te verleenen, doch alleen voor de werkloozen in de
door den Minister met name genoemde bedrijven en daar
onder vallen, voor zoover deze gemeente aangaat, alleen
de tabaksbewerkers. De vakorganisaties zullen worden belast
met de uitbetaling. De heer M e ij v i s zegt, dat niet ver
genoeg is gegaan, doch spr. heeft gemeend er in het College
op te moeten aandringen, het eerst hulp te verleenen aan
de „uitgetrokkenen" en „dubbel-uitgetrokkenen", daar, indien
ook de reglementair nog niet rechthebbenden op uitkeering
uit de werkloozenkas en de ongeorganiseerden tegelijkertijd
in de steunregeling waren opgenomen, het aantal onder-
A V J