28 SEPTEMBER 1922. 437 De heer BOGMANS vraagt, of de tramconducteurs onder deze nieuwe regeling zullen vallen. De VOORZITTER Dat is zoo direct niet te zeggen de zaak zal onderzocht worden. De heer BOGMANS vraagt, wat er de oorzaak van is, dat de tramconducteurs hun tijdelijke aanstelling, geldig voor een jaar en geteekend door Burgemeester en Wethouders, hebben moeten inleveren tegen een aanstelling voor 3 maanden met een opzeggingstermijn van 6 weken, geteekend door den Directeur. De VOORZITTER antwoordt, dat dit een uitvloeisel is van wettelijke bepalingen. De positie wordt er niet door veranderd. De heer BOGMANS betreurt het, dat die zaak niet in de vergadering der tramcommissie ter tafel is gebrachtmen had er dan meer van geweten. De VOORZITTER zegt, dat er niet het minste bezwaar tegen is om de kwestie in de volgende vergadering der tramcommissie te bespreken. Rechten worden er door den maatregel niet aangetast. Er is dan ook geen reden om zich ongerust te maken. De heer BOGMANS vraagt nog of den Directeur opdracht tot het treffen van dien maatregel is verstrekt. De VOORZITTER Dat zal wel. Ik kan onvoorbereid op die vraag niet direct antwoord geven. De heer SCHRAUWEN merkt op, dat z.i. een aanstelling door den Directeur geteekend eigenlijk geen waarde heeft. De VOORZITTER De zaak kan onderzocht worden. Zonder verdere opmerkingen wordt de ontwerp verordening daarop ongewijzigd vastgesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 437