438 28 SEPTEMBER 1922. 29. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot her ziening van de bijslagregeling op pensioenen, luidende als volgt „Door de inwerkingtreding der Pensioenwet 1922 op 1 „Juli 1922, dient ook onder de oogen te worden gezien in „hoeverre de bijslagregeling, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. „21 December 1920 (zie bijlage) moet worden gehandhaafd. „Krachtens artikel 145 van voornoemde Pensioenwet wor- „den de pensioenen, die met of na 1 Januari 1920 zijn inge- „gaan, met ingang van 1 Juli 1922, den datum van inwerking treding der wet, verhoogd tot het bedrag, waarop zij zouden „zijn gesteld, wanneer reeds op het tijdstip van ingang van „het pensioen deze wet van kracht ware geweest. Indien „derhalve een krachtens de Pensioenwet en Weduwenwet „1913 verleend pensioen, vermeerderd met den door de „gemeente toegekenden bijslag, bedoeld in de wet van 20 „Mei 1920 Stbl. 283, lager is dan het op den voet van de „Pensioenwet 1922 berekende pensioen, dan wordt het pen sioen tot dit bedrag verhoogd. Is dit niet het geval, dan „blijft het oude pensioen gehandhaafd. Om een voorbeeld te „noemen. Wanneer een gewezen gemeente-ambtenaar een „pensioen geniet van f 1000,(ingegaan na 1 Januari 1920) „en op grond van een gemeentelijke verordening een bijslag „van f 200,terwijl het pensioen krachtens de Pensioenwet „1922 f 1300,bedraagt, dan vervalt zijn oud pensioen van „f 1000,en krijgt hij ten laste van den Staat een pensioen „van f 1300,Zijn bijslag wordt in dit geval omgezet in „pensioen, waaruit onmiddellijk volgt dat deze bijslag van „f 200,bedoeld om het pensioen van f 1000,te ver- „hoogen, kan vervallen, nu het Rijk zelf dit pensioen brengt „op f 1300,—. „Bedroeg evenwel in bovenbedoeld geval het pensioen „volgens de Pensioenwet 1922 slechts f 1200,of minder, „dan wordt het pensioen niet tot dat bedrag verhoogd en „blijft het op het oude bedrag gehandhaafd, waardoor de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 438