28 SEPTEMBER 1922. 441 „Aanneming van dit amendement moet ernstig worden „ontraden, wijl dit niet alleen kostbaar, maar op grond „van daaruit voortvloeiende practische en administratieve „moeilijkheden ook onuitvoerbaar zou zijn, terwijl noodelooze „waterverspilling er niet door voorkomen kan worden. b. amendementen van den heer Oostvogels, als: i°. om in art. 7 eene bepaling in te voegen, dat voor „woningen met één, twee en drie vertrekken, de „prijs van het water boven het toegestane maximum- verbruik van 10 M3 per kwartaal zal berekend „worden tegen 15 cent per M3, in plaats van 25 „centen 2°. om de 3de alinea van art. 8 te lezen „Als minimum „hoeveelheid wordt in rekening gebracht 40 M3 per „kwartaal. „(onverschillig welke doorlaatwijdte de watermeter „heeft)." „Wat het eerste amendement betreft zij opgemerkt, dat „er geen enkele aanleiding toe bestaat, om het te veel „verbruikte water in woningen, waarvoor de abonnementsprijs „reeds zeer laag is gesteld, nog tegen een minderen prijs „te verstrekken dan voor grootere woningen geldt. „Ook ten aanzien van het tweede amendement onder schrijven wij al datgene, wat hiertegen door den directeur „en de commissie is aangevoerd. „Aanneming dezer amendementen wordt derhalve door „ons ten zeerste ontraden. c. amendementen van den heer Haaiman, als i°. om in art. 7 te lezen „Voor den abonnementsprijs „wordt 12 M3. per kwartaal ter beschikking gesteld". „In het voorgestelde artikel is dit kwantum op „10 M3. bepaald, omdat de ondervinding heeft geleerd, „dat deze hoeveelheid redelijk is en op goeden grond „berust, hetgeen door den directeur in zijn advies „met cijfers wordt aangetoond. „Ofschoon in de commissie hieromtrent geen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 441