44
30 JANUARI 1922.
te worden daar denke men dus wel aan. Ten slotte deelt
spr. mede, dat, als deze steunverleening haar beslag zal heb
ben gekregen waarbij de door den Minister vastgestelde
regeling als leidraad zal strekken aan de vakorganisaties
zal worden opgedragen, uit te betalen en de contróle uit te
oefenen.
De VOORZITTER meent, dat de discussies over dit punt
thans wel gesloten kunnen worden, daar een en ander door
het betoog van den heer Moll en anderen voldoende is
toegelicht. Spr. herinnert er aan, dat hij tot op zekere hoogte
zijn instemming betuigd heeft met hetgeen de heer Me ij vis
heeft gezegd over de kwestie van den 78-dagen wachttijd.
Wat de terugwerkende kracht tot 1 Januari betreft, de con
troleerbaarheid kan niet terugwerken, daarom kan niet aan
het verlangen van den heer M e ij v i s worden voldaan
trouwens er wordt op dit punt reeds genoeg voor de arbei
ders gedaan. Wanneer spr. de debatten van dezen middag-
aanhoort, vraagt hij zich af of de raadsleden zich alleen
beschouwen als afgevaardigden van de arbeiders. Spr. wijst
er op, dat wij hier zitten in het algemeen belang. Wij mogen
niet den indruk wekken, dat de Raad van Breda een afvaar
diging van arbeiders is,
De heer HORNIX Zeer juist
De heer MEIJVIS kan niet geheel met den heer Moll
meegaan, hoewel spr. de moeilijkheden, die zich bij de uit
voering van een en ander zullen voordoen, erkent. Spr. wil
zijn eisch omtrent het vervallen van de tijdsbepaling dan
ook wel intrekken, maar de kwestie van de terugwerkende
kracht niet. Spr, vindt het bezwaar van de niet-contröleer-
baarheid geen steekhoudend argumentde georganiseerde
„uitgetrokkenen" moeten toch onder contróle gestaan heb
ben, zoowel van de Arbeidsbeurs, als van de vakcentralen.
Spr. beroept zich in deze op het adres van de vier vakcen
tralen te Breda.