27 OCTOBER 1922. commissieleden zullen dan ook wel tot een bepaalde poli tieke partij behooren, doch officieel weten wij daar niets van. De heer CERUTTI verzoekt, hem in de gelegenheid te stellen die vraag aan den heer Haaiman te doen. De VOORZITTER vindt, dat zulks niet aangaat. De heer C e r u 11 i kan door de stemming zijn wensch tot uiting brengen. De heer HAALMAN wil gaarne gebruik maken van de gelegenheid, die hem thans zoo spontaan wordt geboden, en de vraag van den heer C e r u 11 i beantwoorden. Spr. beschouwt zich namelijk, zoowel in de commissie van toe zicht, als in den Raad, nog altijd als sociaal-democraat, zij het dan ook, dat hij tot zijn spijt om bijzondere redenen den band met zijn partij heeft moeten verbreken De heeren COHEN, MEIJVIS en VAN ZWEDEN protes teeren. De heer HAALMAN Zij het dan niet als afgevaardigde van die anderhalf man en een paardenkop, die de afdeeling Bi-eda der S. D. A. P. vormen, dan zeker van het sociaal democratische kiezerskorps, een kiezerskorps, dat naar mijne meening door de malle fratsen van deze lieden, zooals ik helaas in Juli j.l. heb moeten constateeren, relatief met 30 °/0 is achteruitgegaan. De heer COHEN wijst er op, dat de Voorzitter heeft gezegd, dat het niet in de bedoeling ligt om de commissie van toezicht uit vertegenwoordigers van de politieke fracties te doen bestaan. In dit verband herinnert spr. aan het feit, dat die commissie aanvankelijk bestond uit 5 Roomsch- Katholieken en 5 andersdenkenden. Later zijn Burgemeester en Wethouders gekomen met het voorstel, de commissie aan te vullen met nog 5 Roomsch-Katholieke leden. Zij schenen toen zelf in te zien, dat de verhouding tusschen de politieke partijen in de commissie niet juist was.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 479