27 OCTOBER 1922.
485
Art. 25.
Voorgesteld wordt om in de 2e alinea in plaats van
woonvertrekken te lezen woon- en slaapvertrekken.
Met betrekking tot dit amendement zij opgemerkt, dat
de regeering in hare subsidieregeling voor woningbouw
lagere eischen stelt, zoodat de handhaving van eene mini
mum-oppervlakte van 6 M2. voor slaapvertrekken oorzaak
zou kunnen zijn, dat voor den bouw van woningen geen
rijksvoorschot zal worden verstrekt.
Wij geven U dus in overweging dit amendement niet aan
te nemen.
Art. 26.
Voorgesteld wordt, om in plaats van 2.70 M te lezen
3 M. en in plaats van 2.30 M. te lezen 2.30 M.
Ten aanzien van dit amendement geldt dezelfde opmerking
als bij het vorige, zoodat wij voorstellen, ook dit amende
ment niet aan te nemen.
Art. 30.
Voorgesteld wordt om in den 6en regel, in plaats van
0.27 M. te lezen 0.22 M.
Blijkens de toelichting van den voorsteller is de bedoeling
van het artikel door hem niet geheel juist opgevat.
Onder verdieping wordt n.l. niet verstaan de begane
grond, zoodat een gewoon beneden- en bovenhuis niet drie,
doch twee verdiepingen heeft, behalve dan begane grond
en zolder.
Hoewel de bouwverordening een minimum van 2.70 M.
voor verdiepingshoogte voorschrijft, kan worden aangenomen,
dat die hoogten voor een dergelijk gebouw grooter zullen
worden gemaakt, zoodat de buitenmuren voor dit geval
minstens 11 M. hoog zullen worden. Voor een dergelijken
muur kan de eisch van eene zwaarte van 27 c.M. tot aan
de ie balklaag niet overdreven worden geacht. De Haagsche
bouwverordening schrijft voor muren van 11 tot 12.50 M.