27 OCTOBER 1922.
487
brengen", terwijl bovendien art. 63 bepaalt, dat elk slaap
vertrek moet zijn voorzien van een of meer lichtramen of
lantaarns in de buitenlucht uitkomende.
Wij meenen derhalve, dat te dezer zake een alleszins
voldoende voorziening is getroffen, zoodat voor aanvaarding
van het amendement geen aanleiding bestaat.
Art. 103.
Voorgesteld wordt om den aanhef van dit artikel te lezen
als volgt
„Het is verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af-
,,ot uit te breken zonder voorafgaande kennisgeving aan
„Burgemeester en Wethouders en anders dan met inacht-
„neming van de eischen, door genoemd college in het belang
„der veiligheid of ter voorkoming van hinder te stellen.
„De beschikking van Burgemeester en Wethouders wordt
„genomen binnen veertien dagen na de indiening van de
„daartoe strekkende kennisgeving.
„De kennisgeving moet bevatten hoe en wat zal worden
„uit- of afgebroken, met vermelding van den naam", enz.
Naar aanleiding van dit amendement zij opgemerkt, dat
de artikelen, betreffende slooping van gebouwen in het ont
werp veranderd zijn, als gevolg van de vernietiging van een
desbetreffend gemeentelijk voorschrift bij Koninklijk besluit,
hetwelk zich grondde op de overweging„dat wel bij art.
„135 der gemeentewet aan den raad de macht is gegeven
„tot het maken van verordeningen en daarbij ook, ingevolge
„art. 625 van het Burgerlijk Wetboek het eigendomsrecht
„kan worden beperkt, doch dat die beperking niet verder
„mag gaan dan tot hetgeen door de zorg voor openbare
„orde, zedelijkheid en gezondheid wordt gevorderd, en dat
„het verbod van sloopen de grenzen der bevoegdheid, bij art.
„135 aan den gemeenteraad gegeven, overschrijdt en bijgevolg
„in strijd is met de wet".
Eene vergunning voor sloopen kan derhalve niet geëischt
worden en als zoodanig verdient het geen aanbeveling om