OCTOBER 1922. 493 Artikel 26. Den heer KORTEWEG bevreemdt het, dat de hoogte van de vertrekken nu ineens 40 c.M. minder mag zijn dan tot dusver; er is dan vroeger heel wat geld verknoeid. De heer L1JDSMAN: Dat geld is niet verknoeid; men heeft er betere woningen voor. Dat men nu zijn eischen lager gaat stellen vindt zijn oorzaak in harde noodzakelijkheid. Het gaat er tegenwoordig maar om, een dak boven het hoofd te hebben. De heer KORTEWEG trekt zijn amendement op dit artikel in. Het artikel wordt alsnu ongewijzigd vastgesteld. Artikel 50. De heer KORTEWEG acht het hier in Breda niet noodig, dat de muren van een gewoon huis tot aan de 2e balklaag 27 c.M. dik moeten zijnde bouwkosten worden er enorm mede verhoogd. Spr. handhaaft zijn amendement. De heer LIJDSMAN deelt mede, dat het niet de bedoeling is om de zolderverdieping mede te rekenen. Men kan tot een hoogte van 10 M. vanaf de eerste balklaag met één- steensmuren volstaan. Om dit beter te doen uitkomen, geeft spr. een nadere redactie-wijziging van het artikel aan, n.l. door in den 8sten regel, in plaats van de woordenen tot aan de ie balklaag voor gebouwen met 2 verdiepingen, te lezen en voor muren, die hooger zijn dan 10 M., ten minste o,2j M. tot aan de eerste balklaag. De heer KORTEWEG kan zich met die wijziging vereenigen en trekt zijn amendement in. De heer OOSTVOGELS zou het woord „verdieping", willen vervangen door het woord „verhooging", omdat men

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 493