30 JANUARI 1922. 49 De VOORZITTER verklaart, dat er thans opstalrecht op den grond rust. Het gaat er nu om of de Raad het terrein wil verkoopen met naastingsrecht. De heer KORTEWEG vraagt, of het bedrag, waarvoor wij het terrein kunnen naasten, wordt vastgesteld. De VOORZITTER zegt, dat daarvan nog geen sprake is. Het is er het college alleen om te doen te weten of de Raad in principe geen bezwaar heeft, dat de onderhandelingen met „de Baronie" in die richting worden voortgezet. Rondvraag. 1. De heer KORTEWEG verzoekt spoed te betrachten met het vaststellen van de koopprijzen der terreinen, welke aan de bouwvereenigingen zullen worden uitgegeven. De VOORZITTER zegt, dat bij de Bouwcommissie op spoedige inzending van het desbetreffende advies zal worden aangedrongen. 2. De heer KORTEWEG herinnert er aan, dat de hand- werkonderwijzeressen onlangs hebben gevraagd om salaris- verhooging. De VOORZITTER meent, dat die zaak alreeds is afgedaan. 3. De heer COHEN vraagt, of de huizen in de Nieuwe Dieststraat, welke thans leeg staan, weldra verhuurd worden. De VOORZITTER zegt, dat de gemeente daarmede niets te maken heeft. Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, worden Burgemeester en Wethouders gemachtigd de onderhandelingen met de bouwver- eeniging „de Baronie" in die richting voort te zetten. Alsnu sluit de VOORZITTER de vergadering. De Secretaris, De Voorzitter,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 49