27 OCTOBER 1922. 503 De heer CERUTTI wijst er op, dat men overal op het personeel tracht te bezuinigen, terwijl men hier een nieuwe functie gaat scheppen. De heer KORTEWEG vraagt, of omtrent dit voorstel overleg is gepleegd met de commissie van toezicht. De VOORZITTER antwoordt, dat die commissie met de voorziening van ambtenaren niet heeft te maken. Het ge meentebestuur heeft een behoorlijk contact noodig met de schoolhoofden en leiders van cursussen, spr. wijst in dit verband op het gymnastiekonderwijs en zegt er van overtuigd te zijn, dat deze uitgaaf haar geld waard is. Bovendien is zij voorloopig, wij komen over een jaar terug en zullen dan onze bevindingen kunnen mededeelen. De Raad moet niet uit het oog verliezen, dat het College dagelijks in deze zaken inzit. Dit voorstel is derhalve niet de vrucht van een plot seling invallende gedachte het is goed doordacht. Den heer HORNIX bevreemdt het, dat uit het voorstel niet voldoende blijkt, wat de nieuwe functionnaris eigenlijk te doen krijgt. De controle over de schoolmeubelen en leer middelen kan z.i. van het stadhuis uitgaan. Wanneer de afdeeling Onderwijs niet sterk genoeg is, dan dient men tijdelijk hulp te zoeken bij de andere secretarie-afdeelingen of haar desnoods uit te breiden. De VOORZITTER Dan wil ik den heer H o r n i x wel opmerken, dat het dan veel kostbaarder wordt. De heer VAN ZWEDEN zegt uit het een en ander op gemaakt te hebben, dat de nieuwe functionnaris een des kundige zal moeten zijn. Voor een salaris van f 1000,kan men echter niet den geheelen mensch vergen. Spr. vraagt in dit verband of het College soms al iemand op het oog heeft. De VOORZITTER antwoordt, dat men de zaak als een proefneming moet beschouwen. Het College denkt voor dit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 503