5°8 27 OCTOBER 1922. door dit voorstel aan te nemen een gevaarlijk beginsel zou scheppen, want als al de buitengewone verdiensten van het gemeente-personeel met een jaarlijksche toelage beloond moesten worden, waar bleef dan het einde. Spr. is daarom tegen het toekennen van een jaarlijksche toelage, doch wil er wel toe medewerken om den heer Bosschaart bij wijze van premie voor één jaar f 200 te geven. De heer KLUFT is het niet met den heer Oostvogels eens. De heer Bosschaart heeft zijn vrijen tijd eraan gegeven om wat meer te kunnen presteeren, het is dus niet meer dan billijk, dat hij een toelage daarvoor ontvangt. Als een onderwijzer een akte behaalt, krijgt hij daarvoor toch ook een extra-toelage. De heer COHEN vraagt, of Burgemeester en Wethouders omtrent deze zaak het advies hebben ingewonnen van den Directeur van Openbare Werken. De heer CERUTTI meent te weten, dat de berekeningen betreffende betonconstructies vroeger elders werden gemaakt, dit behoeft nu niet meer. Spr. vraagt, of nu deze ambte naar zich zoover bekwaamd heeft, dat hij die berekeningen kan maken het oogenblik niet is gekomen om hem in een hoogere loonklasse te brengen. Spr. vindt zulks logischer dan het toekennen van een jaarlijksche toelage en tevens behoeft men niet bevreesd te zijn voor consequenties. De heer KORTEWEG vraagt, welk bedrag de gemeente vroeger elders moest betalen voor het maken dier bereke ningen. De heer LIJDSMAN zegt, dat net denkbeeld van den heer Ce r u 11 i, om dezen ambtenaar in een hoogere loonklasse te plaatsen, geen aanbeveling verdientde salaris regeling wordt daardoor uit haar verband gerukt. Den heer Korteweg antwoordt spr., dat die berekeningen vroeger te Amsterdam werden gemaakt, hetgeen der gemeente een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 508