29 NOVEMBER 1922.
529
nomen verbouwing ernstig worden benadeeld, en wijl verder
niet is gebleken, dat hier aanwezig is een bijzonder geval of
een geval van dringende noodzakelijkheid.
De heer KORTEVVEG wijst op het feit, dat het magazijn
reeds bestond vóórdat de neven-woningen gebouwd werden,
ook is er nog een tusschenruimte van meer dan 4 M. Wat
betreft het benemen van licht en lucht aan de achterliggende
woningen, merkt spr. op, dat deze slechts krotwoningen zijn,
die in normale tijden onbewoonbaar verklaard zouden worden.
Weliswaar is rechts van het pakhuis een tuin gelegen, doch
men behoeft toch niet te zorgen voor licht en lucht voor
appel- en pereboomen In verband met een en ander stelt
spr. voor, de gevraagde ontheffing wel te verleenen. Ofschoon
Burgemeester en Wethouders hier geen bijzonder geval aan
wezig achten, is spr. van oordeel, dat men de ontwikkeling
der industrie niet moet tegenwerken.
De heer CLEMENT sluit zich aan bij het betoog van den
heer Korteweg. De toestand van de poort gaat er door
de verbouwing beslist op vooruit.
De heer KLUFT is ter plaatse geweest en heeft zich ver
wonderd over het afwijzend advies der gezondheidscommissie.
Spr. heeft geen bezwaar tegen het verleenen van ontheffing.
Ook de eigenaar der tegenover en achter het magazijn gelegen
panden ziet er geen bezwaar in.
De heer OOST VOGELS vindt de voorgenomen verbouwing
een groote verbetering voor de poort. Spr. is het eens met
hen, die vóór het verleenen van ontheffing zijn.
De heer LIJDSMAN zegt, dat Burgemeester en Wethouders
de zaak grondig hebben onderzocht, doch geen termen hebben
kunnen vinden om op het verzoek gunstig te adviseeren.
De heer Korteweg heeft de achter het magazijn gelegen
woningen nu reeds krotten genoemd, doch men moet bedenken,