53°
29 NOVEMBER 1922.
dat zij door de uitvoering van de voorgenomen verbouwing
in een nog ongunstiger conditie zouden geraken.
De heer KORTEWEG vindt de houding van Wethouder
L ij d s m a n, die in andere gevallen zoo dikwerf van zijn
democratischen zin heeft doen blijken door de ontwikkeling
van de energie der ingezetenen te willen helpen, in dit geval
onbegrijpelijk. Ook merkt spr. op, dat de aan den overkant
gelegen huizen, bij uitvoering van het bouwplan, nog boven
het nieuwe pand zullen uitsteken.
Ook den heer KLUFT komt de houding van Burgemeester
en Wethouders in deze onbegrijpelijk voor. Spr. is de meening
toegedaan, dat adressant het recht heeft om te bouwen.
De heer OOSTVOGELS vraagt, waarom voor een perceel
aan den Haagdijk een mindere poortbreedte is toegestaan
dan in dit geval. Spr. legt voorts den nadruk op het feit,
dat de eigenaar van de omliggende panden, de heer Segeren,
geen bezwaar heeft tegen het verleenen der ontheffing.
De heer LIJDSMAN Al heeft de eigenaar geen bezwaar,
dan is het voor de bewoners van die panden nog niet aan
genaam
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders
na kennisneming van de afwijzende technische adviezen deze
aanvraag minder met technisch dan wel met gezond verstand
hebben bekeken. Het gaf hun aanleiding die adviezen juist
te achten. Spr. noemt het zeer verkeerd van den heer
Korteweg om den factor „ontwikkeling van de energie
der ingezetenen" in het debat te brengen zulks heeft hier
mede niets uit te staan. Het geven van toestemming te
baseeren op ondernemingslust vindt spr. een gevaarlijk stand
punt. Den heer Oostvogels antwoordt spr., dat het
het gemeentebestuur niet aangaat of buren en verdere be
langhebbenden geen bezwaar tegen het bouwplan hebben