29 NOVEMBER 1922. 539 inrichting. Spr. zal niet herhalen, hetgeen hij reeds in de onlangs gehouden bijeenkomst van den Raad in zake het slachthuisvraagstuk heeft gezegd hij heeft toen een waar schuwende stem laten hooren en expres de beslissing van de Gedeputeerde Staten van Friesland in zake de Leeuwarder abattoir-kwestie aangehaald, omdat er dingen in staan, welke ook hier ernstige overweging verdienen. Juist omdat het slachthuis zichzelf moet bedruipen moeten wij de te heffen rechten goed overwegen, want voeren wij die rechten te hoog op, dan zal daarvan een verhooging van de vleesch- prijzen noodwendig het gevolg zijn stellen wij ze lager, dan moet de gemeente, om de exploitatie sluitend te maken, het tekort aanvullen. Spr. is derhalve alleen dan voor oprichting, als niet te hooge rechten worden geheven. Het gaat hier echter thans nog maar om een principieele beslissing daar is spr. voor, wat niet zeggen wil, dat hij straks met alle nadere plannen accoord zal gaan. De heer KORTEWEG verklaart voor de oprichting te zullen stemmen, daar hij een abattoir noodig acht in het belang van de volksgezondheid. De heer MEIJVIS zal zich scharen aan de zijde van de voorstemmers. Spr. ziet in de oprichting van een abattoir een groot volksbelang, niet alleen uit een hygiënisch oogpunt, doch hij verwacht daarvan ook verlaging van de vleeschprijzen, die hier hooger zijn dan in gemeenten, waar een abattoir is. Tevens zal de invoer van bevroren vleesch door het hebben van een koel-inrichting vergemakkelijkt en dientengevolge bevorderd worden. Mevrouw NEVE-REINTJES sluit zich aan bij het betoog van den heer M e ij v i s. In Gelderland, waar overal abattoirs zijn, zijn de vleeschprijzen lager dan hier, zoodat velen hun vleesch vandaar betrekken. Ook de heer CERUTTI is in beginsel vóór de oprichting van een openbaar slachthuis. Spr. zegt, dat deze zaak wordt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 539