542 29 NOVEMBER 1922. De heer OOSTVOGELS had bij de benoeming van den Directeur van den Vleeschkeuringsdienst gemeend, dat deze functie den geheelen mensch eischt. Spr. keurt het combi neeren van betrekkingen steeds af. Nu gaat het hier wel om een tijdelijke opdracht, maar spr. weet wel hoe dat gaat men kan het meerdere salaris later niet weer afnemen. Zoo even heeft de Raad in beginsel besloten tot de oprichting van een abattoir. Hieruit vloeien voor den Directeur ook al reeds vele werkzaamheden voort, zoodat spr. van oordeel is, dat men hem niet nog andere lasten op de schouders mag leggen, daar men anders tot de conclusie zou komen, dat de functie van directeur van den Vleeschkeuringsdienst van dien aard is, dat men er nog een betrekking bij kan waar nemen. De heer KLUFT begrijpt niet wat de heeren Korte weg en Oostvogels eigenlijk willen. Spr. is ervan overtuigd, dat in de praktijk zal blijken, dat de Directeur van den Vleeschkeuringsdienst en de veearts bij den Warenkeurings- dienst feitelijk één man moet zijn, afgezien van het feit, dat een aparte veearts voor dat salaris niet te vinden is. De VOORZITTER is er niet zoo zeker van, dat, wanneer Burgemeester en Wethouders waren gekomen met het voor stel om een veearts bij den Warenkeuringsdienst te benoemen op een salaris van 4 a 5000 gulden per jaar, de Raad hen niet op de vingers zou hebben getikter zou dan gezegd zijn Wij hebben toch reeds een veearts in gemeente-dienst. De heer KORTEWEG merkt op, dat er op de begrooting reeds een memorie-post is uitgetrokken voor het salaris van een adjunct-directeur van den Vleeschkeuringsdienst. De VOORZITTER antwoordt, dat het tot dusver niet in de bedoeling heeft gelegen een adjunct-directeur aan te stellen. Spr. heeft er nog niet van gehoord. Wel zal op de een of andere wijze de vervanging van den Directeur geregeld moeten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 542