544
29 NOVEMBER 1922.
van 50 °'0 van de verhooging der salarissen. Voor deze school
werd voor 1920 de som van f 1282,05, als zijnde 5O0/cvan
bedoelde verhooging-aangevraagd. Ons is echter medegedeeld,
dat bij deze opgave eene vergissing is begaan en dat, zoowel
voor het jaar 1919 als voor 1920, 50 °/0 van de verhooging
der salarissen een bedrag uitmaakt van f 1424,Door het
Rijk is dan ook voor elk dezer jaren een extra-subsidie van
f 1424,uitgekeerd.
Naar aanleiding van deze adressen hebben wij de eer U
het volgende te berichten.
Zooals U bekend is, trad de nieuwe Rijkssalarisregeling
voor het personeel van het Nijverheidsonderwijs in October
1919 in werking met terugwerkende kracht tot 1 Januari van
dat zelfde jaar.
Bij ministerieele missive werd aan de onderwijsinrichtingen
medegedeeld, dat het Rijk een extra-bijdrage van 50 °/0 van
de verhooging der salarissen zou verleenen en dat de overige
50 °/o uit de andere inkomsten en uit subsidiën van provincie
en gemeente zouden gevonden moeten worden.
Ten opzichte van deze beslissing rees bij ons aanstonds
de vraag of de gemeente bereid zou moeten zijn, een derge
lijke niet onbelangrijke verzwaring der gemeentelijke lasten
op het einde des jaars zonder meer te moeten aanvaarden.
Deze vraag klemde te meer, daar de Minister bij het geven
van den Rijkstoeslag onderscheid maakte tusschen gemeente
lijke en niet-gemeentelijke nijverheidsonderwijsinrichtingen.
Aan scholen, tot de laatst genoemde categorie behoorende,
werd de Rijkstoeslag uitgekeerd, geheel afgescheiden van de
vraag of de gemeente bereid zou zijn geheel of gedeeltelijk
de resteerende 50 °/0 bij te passen, terwijl aan de toekenning
van den Rijkstoeslag van 50% aan gemeentelijke nijverheids
onderwijsinrichtingen de eisch werd verbonden, dat de ge
meente van vestiging de resteerende 50 °/o zou verleenen.
Hetgeen ten behoeve van de gemeentelijke school wel
moest geschieden, behoeft derhalve niet tot consequenties
voor de andere te leiden.